!-- Piwik -->
  lang=eng. ga naar onze faceboek pagina  
         
 

  Algemene Info  
   
     
  Ontwikkelingsfases van de hond  
     
 
Het sociale gedrag van honden is niet aangeboren, het is wel in aanleg aanwezig, maar het moet door leerprocessen ontwikkeld worden. De hond krijgt, net als de mens, bij de geboorte bepaalde eigenschappen mee; de zogenaamde erfelijke eigenschappen, die van invloed zijn op zijn gedrag. Daarnaast doorloopt de hond, voordat hij volwassen is, een aantal ontwikkelingsfasen die minstens evenveel invloed uitoefenen op zijn latere gedrag.

1 Neonatale of eet- slaapfase ( geboorte tot ongeveer 2 weken ) 
In deze periode doet de pup niets anders dan groeien, slapen, drinken, wat rond kruipen om de tepel te vinden en zich ontlasten. De moeder masseert door likken de buikjes van de pups om het ontlasten te bevorderen. Om warm te blijven kruipen ze lekker dicht tegen elkaar aan ( het zogenaamde contact - liggen ). Er is verder nog geen sociaal contact tussen de pups onderling. De pup is bij de geboorte nog niet af ; de hersenen zijn nog niet helemaal ontwikkeld, de oogjes en de oortjes zijn nog dicht, hij ziet en hoort niets. De pup kent in deze periode ook nog geen angst. Reuk -. tast, en temperatuurzintuigen werken al wel, daarom is het belangrijk de pup iedere dag in de handen te nemen om hem vertrouwd te maken met de menselijke geur. Verder kan hij ook piepen. Als hij te ver van zijn nestgenoten is verwijdert, hun lichaamswarmte niet meer voelt, piept hij erbarmelijk, waarop zijn moeder direct reageert, hem oppakt en weer terugbrengt. Ongeveer de 12e of 13e dag gaan de oogjes open, de pup kan echter pas rond de 18e dag zien. Omstreeks die tijd gaan ook de oortjes open en het reukvermogen ontwikkelt zich verder.

2 Overgangsfase ( 2 - 3 weken )
De pup ontwikkelt zich nu heel snel, met het ontwikkelen van de hersenen en vanaf het moment dat hij ziet en hoort, begint hij op zijn omgeving te reageren. Hij kan nu ook op zijn pootjes staan en lopen. Vanaf de 20e dag komen de tandjes door.

3 Primaire socialisatiefase ( einde 3e week tot ongeveer 12 weken )
Een zeer belangrijke periode in het leven van de hond, waarin hij allerlei ervaringen opdoet, maar dit ook moet doen omdat dit van groot belang is voor zijn gedrag op latere leeftijd. In deze periode leert hij wie en wat hij zelf is en wie zijn soortgenoten zijn. Hij bindt zich als het ware aan deze wezens en zal daar later normaal mee omgaan en ze bijvoorbeeld niet als prooi beschouwen. de 4e t/m 7e week worden door sommige wetenschappers ook wel de inprentingsfase genoemd, anderen denken dat de inprenting maar een paar dagen duurt. Het is een ieder geval, een gevoelige periode waarin de pup vooral vertrouwd raakt met zijn directe leefsituatie. In deze, maar zeker ook in de 2e fase die van 7 tot ongeveer 12 weken loopt, is de pup zeer ontvankelijk voor nieuwe indrukken. Hij zal dan ook veel contact met mensen moeten krijgen, zodat hij de geur van mensen goed in zich op kan nemen om ze ook als soortgenoot te leren kennen. Het is gebleken dat in deze periode alle indrukken die de pups opdoen in het geheugen wordt opgeslagen en kan later moeilijk worden ingehaald. Puppy's worden dus in contact gebracht met verschillende mensen ; kleine, grote, oude, jonge, met een bril, met een stok. Kinderen worden door hun gedrag als andere wezens beschouwd dan volwassenen, het is dan ook noodzakelijk dat hij daarom met zowel drukke, als rustige kinderen in aanraking komt. Maar ook verschillend uitziende honden, andere dieren, dingen en allerlei andere geluiden, zoals van de stofzuiger, telefoon, bel, vallende voorwerpen, piepgeluidjes, knalletjes en dergelijke. Omdat de pups in deze periode zo leergierig zijn en nieuwsgierig zijn proberen ze van alles en nog wat uit. Ze onderzoeker alles en op bijna alles wordt gekauwd. Ze besnuffelen elkaar maar ook de omgeving, waardoor ze deze leren kennen. Er wordt veel gespeeld met de nestgenootjes ; het prooibesluipen, doodschudden, rangorde spelletjes, paringsgedrag. Ze leren bovendien de grenzen van het spel kennen en leren iets over de kracht van hun eigen kaken. Alles wordt spelenderwijs geoefend en geleerd in deze periode. Alle beleefde ervaringen worden op latere leeftijd als doodgewoon beschouwd.

Pups die in deze fase geisoleerd opgroeien, geen of weinig contact met andere honden hebben gehad, zullen later altijd problemen hebben om in andere honden soortgenoten te zien.Ze vinden ze eng en weten niet wat er mee te doen, ze zullen zich ten opzichte van hen asociaal gedragen.Puppies, die geen of heel weinig ervaring hebben opgedaan met mensen, zullen daarentegen bang zijn voor mensen, omdat ze niet hebben geleerd dat deze, misschien wat vreemde, maar toch soortgenoten zijn.Omdat en groot deel van de primaire socialisatie bij de fokker word doorgebracht, is deze mede verantwoordelijk voor deze periode.Er zijn gelukkig veel goede fokkers.Helaas is nog lang niet iedere fokker zich van deze verantwoording bewust of het interesseert hem niet, als hij maar verkoopt ( broodfokkers en de zogenaamde puppyfarms, die hele nesten opkopen, vaak veel te jong; leeftijd, ras of rasloos, het maakt hen niet uit). 

Tussen drie en vijf weken gaat de pup overal frank en vrij op af zonder angst voor mensen, dieren en dingen. Na ongeveer vijf weken reageert hij voor het eerst met angstreacties, hij herstelt zich echter vrij snel .Later zal het herstellen steeds langer duren.Als de pup zeven weken oud is, is het toenaderingsgedrag en het vluchtgedrag in evenwicht, daarna neemt het toenaderingsredag af enhet vluchtgedrag neemt toe. Rond de twaalfde week is dit proces voltooid en vanaf die tijd zal de pup onbekende en nieuwe zaken met terughoudendheid onderzoeken. U bergrijpt dat als de pup geïsoleerd is opgegroeid en hij pas na de twaalfde week naar een nieuwe eigenaar gaat, deze pup overal bang voor is, zo niet in paniek raakt. Als echter het nieuwe baasje voldoende tijd aan de pup beteed en hem overal mee naartoe neemt zal ook een pup, die op latere leeftijd dan 8 weken het nest verlaat, geen problemen opleveren. 

De pups worden intussen onafhankelijker van hun moeder en zijn nu goed in staat om vast voedsel te eten en zullen nauwelijks nog bij de moeder drinken. Voor de meeste rassen is de zevende of achtste week de beste tijd om naar hun nieuwe huis te gaan. Het is nu de taak van de nieuwe baas de pup overal mee naar toe te nemen waar hij in zijn latere leven ook mee te maken krijgt. Des te meer de pup in aanraking komt met dingen en situaties in deze periode, des te beter zal hij zich kunnen handhaven in onze mensenmaatschappij. In de nieuwe omgeving moet er ook weer met van allse en nogwat kennis gemaakt worden: andere honden, stofzuigers, auto's, fietsen, treinen , bussen, eenden, kippen, katten, schapen, paraplu's, grote vrachtauto's , vuilnisbakken. Allerlei soorten kinderen, het borstelen van de vacht , het op tafel zetten, de markt , winkelcentrum en wat in u situatie allemaal belangrijk is. Het traplopen mag op deze leeftijd nog niet, i.v.m. beschadegingen aan spieren , pezen en gewrichten, hij moet eerst uitgegroeid zijn. In de hoop dat het later geen probleem wordt ( de trap niet op durven),gaat hij in deze periode , onder begeleiding een keer de trap op en af. Het hoeft allemaal maar kort te duren en elke dag weer wat anders , want de pup moet nog veel slapen in deze periode. Het opdoen van al die indrukken is zeer vermoeiend e hij moet deze rustig kunnen verwerken. Het uitgaan per keer duurt niet langer dan vijf minuten per levensmaand, is de pup vier maanden oud dan gaat hij dus 5 x 4 = 20 minuten mee uit. 

De pup kan nu worden geleerd in huis zindelijk te zijn en waar hij wel en niet op mag kauwen. Spelenderwijs worden hem de basisoefeningen aangeleerd, zitten, liggen, komen, ergens even blijven en het meelopen zonder trekken en er wordt veel met de pup gespeeld. Hij moet ook leren niet bang te zijn voor normale dingen. Schrikt de pup, leidt hem dan af met iets lekkers of een speeltje en neem hem mee naar dat gekke ding om te laten zien dat er niets aan de hand is. Het is uitermate belangrijk de pup niet te troosten als hij schrikt, hij zal de troostende woorden en uw aaien als een beloning zien voor zijn schrik en zal de volgende keer nog meer schrikken en bang zijn. U hebt hem immers geleerd dat het echt heel eng is? Tussen de 8 en 10 weken oud beleeft de pup een periode van emotionele instabiliteit, waarin gemakkelijk angstindrukken worden gevormd.

4 Secondaire socialisatiefase ( 12e week t / m 6e maand ) 
Een periode die belangrijk is voor de relatie in de toekomst tussen de hond en zijn roedel/gezinsleden Als het goed is kent de hond zijn plaats in de roedel ( het gezin ). Als hij voldoende leiding krijgt is hij vrolijk en tevreden, er heerst rust in de roedel en de jonge hond voelt zich veilig. De hond wordt echter ook ondernemender, verlegt zo nu en dan zijn grenzen en probeert zijn roedelgenoten uit om te zien hoe ver hij kan gaan. Hij komt niet meer direct als hij wordt geroepen, hij voelt zich niet meer geroepen een bepaalde oefening uit te voeren, kan ineens gaan grommen als er iemand in de buurt van zijn volle etensbak of bot komt, gromt of probeert weg te lopen als het borstelen te lang duurt naar zijn zin. Het is in deze periode belangrijk dat u consequent blijft. Regels zijn regels en daar heeft de hond zich maar aan te houden. Er is er maar één die gromt, dat is de baas en dat bent U. Er zijn pups die als ze dan gestraft worden, vreselijk te keer gaan en piepen alsof ze doodgemaakt worden. Hier moet u zich niets van aantrekken, want hij blijft proberen indruk op u te maken om u met straffen te laten stoppen. Als dit hem lukt dan hebt u verloren en kan hij zijn gang gann met u verder uitproberen. Nee, zijn plaats is de laagste in de rangorde en zo moet dat blijven. Als u al een goede verstandhouding met de pup had in de vorige fasen, zal het - u uitdagen - snel afgelopen zijn of helemaal niet voorkomen. In de periode is het uitermate belangrijk om door te gaan met de socialisatie, anders raakt de hond gedesocialiseerd. Als zij dan buiten hun eigen, vertrouwde omgeving zijn, gedragen zij zich alsnog asociaal of angstig.

5 Pubertijd ( ongeveer 6 maanden ) 
Vanaf ongeveer de 6e maand breekt de pubertijd aan. Bij de een treedt het eerder op dan bij de ander. De ene hond vertoont ook meer pubergedrag dan de ander. De touwtjes worden, indien nodig, wat meer aangetrokken en we accepteren geen gedrag wat niet door de beugel kan. De teefjes worden vroeger of later in deze periode loops en de reutjes gaan hun poot optillen en plassen meestal niet meer in één keer hun blaas leeg. Ze beginnen te markeren, dat wil zeggen dat ze hun plas verdelen in vele, kleine plasjes om te laten zien : hier ben ik. Onder invloed van hormonen zou de reu ook dominantie problemen kunnen gaan vertonen, soms agressief gedrag vertonen. De eerste loopsheid kan bij sommige teefjes ook veranderingen van gedrag veroorzaken. Zij weet zich vaak geen raad met de belangstelling die de reuen voor haar tonen. Een goede begeleiding van de baas kan in deze fase veel problemen voorkomen. Vanaf ongeveer de 10e maand heeft de hond zijn schofthoogte bereikt. Hoe groter het ras, hoe langer hij er meestal over doet om uit te groeien. Totdat de hond volwassen is moet er rekening worden gehouden zijn lichamelijke ontwikkeling. Om blijvende schade te voorkomen mag de hond. zolang hij nog in de groei is, niet worden blootgesteld aan te grote lichamelijke inspanning. Als de rangorde nu niet goed is bepaald doet hij vaak instinctmatig op de leeftijd van 2 A 2 1/2 jaar weer een greep naar de macht, zeker als hij voor die tijd geen leiding heeft gekregen. Hij beseft nu dat de groep een duidelijke leider nodig heeft om te kunnen overleven. ( aangeboren gedrag ). Gelukkig weet u intussen beter en uw hond voelt zich veilig en vrolijk onder uw leiding.

6 Volwassenfase
Honden die verrijkt zijn opgegroeid hebben het gemakkelijker dan honden die weinig of niets hebben meegemaakt. Ook in deze periode kan men echter de hond nog veel aan- of afleren als dit op de juiste manier wordt aangepakt.

7 Ouderdomsfase
Grote honden zijn meestal eerder oud dan wat kleinere honden, alhoewel er veel individuele verschillen zijn. Door lichamelijke gebreken, zoals slecht kunnen zien of doofheid kunnen gedragsveranderingen ontstaan. Door allerlei andere problemen kan de hond zich stijver gaan voortbewegen, slaapt hij ook meer. Het is belangrijk om de hond, aangepast aan zijn toestand, zo lang mogelijk geestelijk als wel lichamelijk actief te houden. Met geduld en liefde is ook de oudere hond nog in staat om iets te leren, al zal dat niet meer zo snel gaan als vroeger.